Begrippenlijst



Adenocarcinoom

Adenocarcinoom, ook wel het kliercellige type, is de meest voorkomende vorm (40 procent) van longkanker. Dit komt zowel voor bij rokers als bij niet-rokers. De tumor zit meestal in de buitenste delen van de long.  

 

Botscan

Een botscan wordt gedaan om uitzaaiingen in de botten op te sporen. De patiënt krijgt voor de scan wat radioactieve stof via een injectie in een bloedvat ingespoten. Het botweefsel neemt deze stof binnen een paar uur op. Daarna gaat de patiënt in een scanner. Door de radioactieve stof kunnen al de botten en gewrichten goed in beeld worden gebracht. Er zijn geen bijwerkingen: de radioactieve stof is niet schadelijk en wordt gewoon weer uitgeplast.  

 

Bronchoscopie

Bij een bronchoscopie bekijkt de longarts de luchtwegen (bronchi) met een dun, buig- zaam slangetje. Dit kijkinstrument wordt bronchoscoop genoemd. Voor het onderzoek wordt de keel verdoofd. Vervolgens brengt de arts de bronchoscoop via de mond of neus en vervolgens via de keel in de luchtpijp en de bronchiën. Op deze manier kan de longarts het slijmvlies aan de binnenkant van de luchtwegen bekijken. Zo nodig kan de arts via dit kijkinstrument slijm afzuigen of heel kleine stukjes weefsel wegnemen voor verder onderzoek. Dit is pijnloos. De patholoog zal het weefsel onder de microscoop bekijken om de diagnose van longkanker met zekerheid vast te stellen. Op deze manier kan de arts ook het type longkanker vaststellen: kleincellige of niet-kleincellige longkanker. Lees meer informatie en bekijk video’s over bronchoscopie: www.longkankernederland.nl/ bronchoscopie.

 

CT-scan

Een onderdeel van de scan is een CT-scan (CT = Computer Tomograaf), waardoor de beelden nog beter kunnen worden beoordeeld. Bij een CT-scan worden met behulp van röntgenstraling meerdere dunne dwarsdoorsneden gemaakt van de lichaamsdelen die worden onderzocht. Hierdoor kunnen een longtumor en eventuele metastasen beter gelokaliseerd en nauwkeurig gemeten worden.  

 

EBUS-bronchoscopie

Bij een EBUS-bronchoscopie maakt de longarts een echografie van de luchtwegen. Dit gebeurt met een bronchoscoop waar een echokop op zit. Een bronchoscoop is een kijkinstrument waarmee de arts via een dunne buigzame slang de luchtwegen kan onderzoeken. De arts kan ermee door de wand van de luchtwegen kijken naar eventueel afwijkend weefsel en kijkt vooral naar de klieren die tussen de longen zitten. Als het nodig is, haalt de longarts wat weefsel uit de klieren weg voor onderzoek. Dit doet geen pijn. Voor een EBUS-bronchoscopie wordt de keel plaatselijk verdoofd.

 

Endoscopische echografie vanuit de slokdarm (EUS-FNA)

De longarts maakt een endoscopische echografie vanuit de slokdarm om de ruimte in de borstkast tussen de longen te onderzoeken. De arts neemt tijdens de endoscopische echografie een stukje weefsel weg uit de lymfeklieren in die tussenruimte, ook wel het mediastinum genoemd, voor verder onderzoek. Voor het onderzoek wordt de keel verdoofd. De patiënt krijgt via een infuusnaaldje wat kalmeringsmiddel waarvan hij of zij wat slaperig wordt. Vervolgens brengt de arts een buigzaam slangetje, de echo-endoscoop in via de mond. Hij gaat van de mond tot in het onderste deel van de slokdarm. Via de scoop brengt de dokter een speciale naald in. De arts gebruikt echobeelden om met die naald een stukje weefsel weg te halen. Dit doet geen pijn.

 

Grootcellig (ongedifferentieerd)  carcinoom

Grootcellig ongedifferentieerd carcinoom kan in elk deel van de long voorkomen. Dit type heeft de neiging snel te groeien en zich te verspreiden, waardoor het moeilijk te behandelen is. Grootcellig ongedifferentieerd carcinoom vertegenwoordigt ongeveer 10 procent van de longtumoren.  

 

Kleincellige longkanker

Naast niet-kleincellige longkanker, is er ook kleincellige longkanker. Hierbij zijn de kankercellen kleiner dan de gewone longcellen. De tumor ontstaat meestal in de luchtpijp of in een bronchus. Deze soort longkanker groeit sneller en zaait ook sneller uit dan niet-kleincellige longkanker.   

Behandeling van longkanker_43

Longpunctie

Een radioloog haalt met een lange naald een of meerdere stukjes weefsel uit de longen. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving. De patholoog bestudeert het weefsel vervolgens onder een microscoop op de aanwezigheid van kankercellen.  

 

MRI-onderzoek

MRI is een afkorting van het Engelse begrip Magnetic Resonance Imaging. Dit betekent dat met behulp van een sterke magneet en radiogolven afbeeldingen van het lichaam worden gemaakt. Er wordt geen röntgenstraling gebruikt. Met behulp van het MRI-onderzoek kunnen pezen, spieren, hersenweefsel, kraakbeen, tussenwervelschijven, organen of bloedvaten zichtbaar worden gemaakt.  

 

Niet-kleincellige longkanker

De meeste mensen met longkanker hebben niet-kleincellige longkanker. Ongeveer 85 procent van de longtumoren valt onder deze soort. De naam ‘niet-kleincellig’ is afgeleid van het beeld onder de microscoop. Anders dan bij kleincellige longkanker zijn de niet-kleincellige kankercellen even groot als gezonde longcellen. Niet-kleincellige longkanker groeit in de regel langzaam en zaait minder snel uit dan kleincellige tumoren. De niet-kleincellige longkanker kan jaren in het lichaam aanwezig zijn en geen klachten geven.  

 

Onderzoeken van longfunctie

Omdat veel longkankerpatiënten (ex-)rokers zijn, hebben ze vaak andere longproblemen zoals chronische bronchitis of longemfyseem. De longarts zal dan ook een grondig onderzoek van de longfunctie doen. De longfunctiereserves bepalen of opereren of bestraling mogelijk is.

 

Opsporen van mutaties

Bepaalde soorten niet-kleincellige longkan- kers hebben cellen met specifieke genetische afwijkingen (mutaties). Patiënten met dit soort longkanker kunnen behandeld worden met doelgerichte therapie, een behandeling met medicijnen die de kankercellen aanvallen, en daardoor ook minder bijwerkingen heeft. Om te achterhalen of een longkanker in aanmer- king komt voor zo’n behandeling zijn genetische tests nodig die mutaties van bijvoorbeeld de EGFR- of ALK-eiwitten in kankercellen opsporen.  

 

Perfusiescan van de longen

Een longscintigrafie is een onderzoek naar de doorbloeding van de longen en de verdeling van de ingeademde lucht in de longen. Op die manier kunnen ziekteprocessen in de longen opgespoord of uitgesloten worden. Voor het onderzoek naar de doorbloeding van de longen krijgt de patiënt wat radioactieve stof toegediend via een injectie in een bloedvat in de arm. Voor het onderzoek naar de luchtdoor- stroming moet de patiënt via een masker wat radioactieve stof inademen. Tegelijkertijd maakt de arts een aantal scans.  

 

PET-/CT-scan

Een PET-/CT-scan (PET = Positron Emissie Tomo- grafie; CT = Computer Tomograaf) is een nucleair geneeskundig onderzoek waarmee het lichaam op een bijzondere manier kan worden afgebeeld. Kankercellen verbruiken veel energie en hebben daardoor veel brandstof nodig in de vorm van suiker (glucose). Bij een PET-/CT-scan dient een nucleair geneeskundige een kleine hoeveelheid radioactief glucose (18F-FDG) toe. Hierdoor kan het gebruik van glucose in het lichaam in beeld worden gebracht en kunnen infecties worden opgespoord. Anders gezegd, de radioactieve stof zet zich op de lichaamszones met verhoogde activiteit. Op de tumor en de eventuele uitzaaiingen dus. De kleine hoeveelheid radioactieve stof is niet schadelijk voor de gezondheid en wordt gewoon weer uitgeplast.  

 

Plaveiselcelcarcinoom

Plaveiselcarcinoom ontstaat uit de cellen die de binnenzijde van de grote luchtwegen bekleden. Ongeveer 30 procent van de longkankers is een plaveiselcarcinoom. Het komt vooral voor bij (voormalig) rokers.  

 

Radiografie

Een radiografie van de borstkas maakt het meestal mogelijk een longtumor te ontdekken die als een onregelmatige of stervormige witte vlek op de longfoto zichtbaar is. Is de tumor echter te klein, dan zal hij niet te zien zijn op de radiografie. Een normale radiografie biedt dus geen honderd procent zekerheid over de afwezigheid van longkanker. Het gaat om een routineonderzoek dat vaak gebruikt wordt, bijvoorbeeld in de arbeidsgeneeskunde, maar dat niet nauwkeurig genoeg is om een diagnose te stellen wanneer men een reëel vermoeden van longkanker heeft.  

 

Sneldiagnostiek

In steeds meer ziekenhuizen wordt een sneldiagnostiektraject gebruikt. Dat betekent dat de patiënt in één week veel onderzoeken krijgt die nodig zijn om tot een diagnose te komen. Meestal krijgt hij of zij aan het einde van de week de definitieve uitslag. De longarts vertelt dan wat er aan de hand is en welke behandelingen er mogelijk zijn. De uitslag van DNA-tests kan een paar weken duren. 

Begrippenlijst

20/22
Klik op het menu voor inhoud en andere functies.

Gebruik de pijlen aan de zijkant om door het magazine te bladeren.
Loading ...